Beoordeling door de jury
Kijk mee met de ogen van de jury naar het trekpaard
Het volgen van de keuring als toeschouwer wordt interessanter wanneer je weet waar de jury op let. Lees onderstaand de basiselementen die de jury meeneemt om tot een oordeel te komen en probeer te voorspellen hoe de prijzen worden verdeeld.
Het paard moet macht en een kolossale uitstraling hebben. Een hengst moet een mannelijk voorkomen hebben en een merrie moet vrouwelijkheid uitstralen.
Hoofd-hals
Het hoofd moet in verhouding staan tot de verdere lichaamsbouw. Bij voorkeur een klein voorhoofd dat adel uitstraalt. De hals moet niet te kort zijn en toch gespierd. Bij de hengst mag de hals wat meer gebogen zijn.
Voorhand
Dan hebben we het over de schoft (hoogste punt rug), de schouders, de bovenarm (tussen schouderblad en elleboog) en de borst. De schoft moet lang en breed zijn, de schouders lang en moeten schuin naar achteren liggen. Dat zorgt ervoor de voorbenen gemakkelijker en ruim kunnen bewegen. De bovenarm dient fors ontwikkeld te zijn. De borst moet wel goed gespierd te zijn, maar zeker niet te breed.
Middenstuk
De rug en lendenen van een merrie mogen wel wat langer zijn dan die van een hengst. De lijnen van schoft naar rug, lendenen en de croupe (plaats waar het kruisbeen overgaat in de staartwervels) dienen vloeiend te verlopen. De rug mag niet te laag zijn en de lendenen niet opgebogen. Rug en lendenen moeten gespierd zijn, omdat van daaruit de kracht van het gebruik van de achterhand (bekken en achterbenen) moet komen. Lange en goed gewelfde ribben impliceren ruimte, ‘breedte en diepte’ waar voldoende plaats is voor een sterk hart en machtige longen die het uithoudingsvermogen bepalen. De buik moet vooral bij merries voldoende volume hebben om ook plaats te bieden voor een veulentje.
Achterhand
De stuwing en trekkracht van het paard komt vanuit zijn achterhand. Daar zit de aandrijving, de motor. De broek (billen) is zwaar en stevig gespierd. De croupe dient lang en breed te zijn, maar zeker niet hoekig. Voldoende lengte in de croupe stelt het paard in staat om zijn achterbenen goed naar voren te brengen.
Voorbenen
De onderarm (been boven de knie) dient zwaar gespierd en breed te zijn. Het pijpbeen (middenvoetsbeentje) dient hard te zijn, dat betekent een dunne huid zonder ongewenst weefsel. Het knie- en kogelgewricht moeten duidelijk zijn. Het voorbeen moet recht op de romp staan.
Achterbenen
De schenkel (scheenbeen) moet breed zijn, waarin de spieren fors en duidelijk zichtbaar zijn. Ook hier moet het pijpbeen goed ontwikkeld en hard (in het jargon: ‘droog’) zijn. Rondom het kniegewricht moeten sterke spieren zitten, de kogelgewrichten moeten goed zichtbaar en ruim ontwikkeld zijn.
Bewegingen
In stap en draf dient het voorbeen correct en vlot te worden gebruikt. Een krachtige stap betekent onder andere dat het paard de benen goed optilt. De achterbenen moeten in stap en draf goed ondergebracht worden. De draf moet met veel houding en veerkracht gebracht worden. Goed bewegen doet een paard niet alleen met de benen, maar het gebruikt daarbij alle lichaamsspieren.